Maarten van Rossem

Maarten van Rossum (ook Maarten van Rossem en Marten van Rossem genoemd) was een Gelderse legeraanvoerder, die buiten zijn vaderland zeer werd gevreesd voor de nietsontziende manier waarop hij oorlog voerde.

Hij was de tweede zoon van Johan van Rossem, heer van Rossem, Broekhuizen, Poederoijen, Oijen en Meinerswijk en diens tweede vrouw Johanna van Hemert. Afkomstig uit de lage adel wist hij zich

– niet al te zachtzinnig- in de maatschappij omhoog te werken.

 

Hij kreeg grote bekendheid als veldheer in dienst van hertog Karel van Gelre. Zijn lijfspreuk schijnt te zijn geweest: “Blaken en branden is het sieraad van de oorlog”. Een van zijn bijnamen was dan ook de Gelderse Attila.

Attila de Hun was de zeer gevreesde heerser van de Hunnen, van wie gezegd werd: Waar Attila is langsgekomen groeit geen gras meer.

 

Gedurende dertig jaar diende hij de belangen van de hertogen van Gelderland. Van Rossum bracht een lange lijst van wapenfeiten op zijn naam, waaronder de verovering van Arnhem.

In 1539 kocht van Rossum het Duivelshuis in Arnhem. Dit huis kreeg in de volksmond deze naam omdat de saters aan de gevel voor duivels werden aangezien en vanwege de mythevorming rond van Rossum.

 

Hij is blijven voortleven als de schrik van boeren en burgers, de wrede nietsontziende veldheer die plunderend en brandstichtend door de Nederlanden en Noord-Frankrijk trok. Het is een beeld dat al vanaf de 17de eeuw wordt uitgedragen door de geschiedschrijvers. Ook in de 19de en 20ste eeuw had hij de rol van de Gelderse slechterik in historische romans en jeugdboeken. We vinden dit beeld van hem ook terug in de tv-serie ‘Floris’ (1969) van regisseur Paul Verhoeven.

 

* Geboren ca.1478 in Zaltbommel

† Overleden op 7 juni 1555 in een legerkamp bij Givet.

 

 

 

 

 

Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Maarten_van_Rossum